top of page

BLOG

IN THE STUDIO....

June, 2018 

By Vera Kooper 

(Please scroll down for English)

In de studio

Als kind en tiener verzamelde ik cd’s. Al mijn zakgeld ging eraan op en cd’s stonden altijd bovenaan mijn verlanglijstjes voor verjaardagen, kerst en sinterklaas. Als ik deze collectie nu bekijk weet ik van elk schijfje nog precies waar hij vandaan kwam. Sommige kocht ik na een concert van één van mijn muzikale helden en liet ik signeren, anderen vond ik onder de kerstboom of op 5 december in een schoen bij de open haard. Ik moet eerlijk toegeven dat ik tegenwoordig nog maar zelden een cd in een cd-speler leg. Al mijn muziek heb ik nu bij de hand, digitaal opgeslagen in telefoon, iPod en computer en bereikbaar met één druk op de knop. Dit is natuurlijk veel praktischer dan het slepen met een discman en een tas Cd’s, maar soms mis ik toch dat oude gevoel van mijn eigen verzameling. De opnames die ik als kind kocht zijn deel geworden van mijn leven. Zelfs de cd-boekjes kende ik uiteindelijk bijna uit m’n hoofd. Ik zag dan altijd in kleine lettertjes woorden als ’sound engineer’, ‘piano technician’ en ‘producer’ staan en vroeg me dan altijd af wat zo’n producent eigenlijk precies deed. Er stonden vaak de opname data vermeld, “recording dates 10-16 March…”, dan vroeg ik me af waarom je zes dagen nodig zou hebben voor het maken van een CD van nog geen anderhalf uur. Inmiddels weet ik heel goed waar die dagen voor nodig zijn en mogen we na afloop van onze concerten zelf een krabbeltje zetten op onze eigen debuut-cd. Deze zomer doken we voor de tweede keer de studio in voor een bijzonder en zeer persoonlijke opname van pianotrio’s van Dmitri Sjostakovitsj en Lera Auerbach.

Lera Auerbach’s muziek ontdekte ik jaren geleden min of meer bij toeval toen ik op Youtube zocht naar hedendaags pianorepertoire. Ik werd onmiddellijk geraakt door de krachtige uitdrukking van haar muziek; de manier waarop het emoties, ideeën en beelden op zo'n directe en zuivere manier overdraagt. Toen we tijdens de eerste maanden van het bestaan van ons ensemble begonnen met het verkennen van repertoire, ontdekten we dat Lera twee trio's had geschreven. We leerden ze en mettertijd zijn ze onze meest geprogrammeerde stukken geworden! Het maakt niet uit in wat voor setting we deze muziek uitvoeren, het boeit en verrast het publiek iedere keer weer en het geeft ons altijd grote vreugde om deze werken te spelen. Toen we ons Amerikaanse debuut maakten in New York schreven we Lera over onze liefde voor het stuk, waarop ze ons onmiddellijk uitnodigde om het voor haar voor te komen spelen. Het was een magische middag, de eerste keer dat we als trio samen met een componist mochten werken en we waren zeer geïnspireerd door haar bezielde reacties.

Het tweede trio van Sjostakovitsj was één van de eerste stukken die we als trio leerden. Het is een zeer geladen stuk, ontstaan in een tragische tijd: een monument voor de verschrikkingen van oorlog, onderdrukking en persoonlijk verlies; geschreven in een wereld waarin miljoenen mensen verdwenen, maar waar niemand mocht rouwen. Een wereld waarin een persoon zonder glimlach automatisch verdacht was. Waar componisten werd verteld dat ze vrolijke muziek moesten schrijven, de revolutie had immers al het lijden beëindigd - waar zou een mens in deze communistische utopie nog verdrietig over kunnen zijn? De muziek van Sjostakovitsj vertelt een waarheid die niemand anders durfde uit te drukken, die van de angst en de pijn achter de gedwongen glimlach.

We namen deze werken op in het midden van de zomer, in een prachtige opnamestudio genaamd “The Spheres” in de buurt van de Italiaanse stad Pescara. Een groter contrast tussen deze omgeving en de muziek van Sjostakovitsj en Auerbach is bijna niet denkbaar. We verbleven ruim een week op deze locatie, een afgelegen industrieterrein buiten de stad. We hadden geen auto, nauwelijks contact met de buitenwereld en we overnachtten zelfs op stretchers in de gangen van het studiogebouw. Zo doken we letterlijk en figuurlijk de studio sferen in en betraden daarmee ook een soort andere werkelijkheid. Het opnemen van een CD brengt een musicus tot extremen. Extreme voorbereiding, extreme concentratie, extreme muzikale expressie, extreme emoties en uiteindelijk dan ook extreme uitputting. Concerten duren ongeveer anderhalf uur, een tijdspanne waarin musicus en publiek zich in een andere wereld wanen. Tijdens de opnamedagen treed je die muzikale wereld steeds verder binnen, zonder er tussendoor weer van los te komen. Juist in dit extreme proces ontstaan de bijzonderste en mooiste momenten.

Fris en vol energie komen we de eerste dag aan in Italië. We zijn heel goed voorbereid, hebben een duidelijk beeld van onze interpretatie en hebben een mooi schema uitgedacht voor de opnamedagen en hoe ze zullen gaan verlopen. Maar al na een paar uur opnemen begint de muziek het van ons over te nemen. Ik zie mijn vingers over de toetsten bewegen, ik weet dat het zelf ben, maar toch voelt het alsof iets anders bezit van me heeft genomen. De producent en opnametechnicus zitten in een kamer bovenin de studio achter grote mengtafels. Naast dat zij natuurlijk controleren of ze van alle passages een goede, zuivere en schone versie hebben, regisseren ze ons als het ware ook door het muzikale verhaal. Als de opname loopt brandt er het beroemde rode lampje en onze enige taak is om op dat moment alles te geven. Tijdens een concert zijn er geen vangnetten, maar tijdens een opname wel. Dit maakt dat er muzikale en technische risico’s kunnen en moeten worden genomen die tijdens een concert niet denkbaar zouden zijn, om zo tot een nog spannendere versie te komen. Tijdens onze opname was de airconditioning in de studio kapot, de temperatuur liep op tot wel 30 graden en Irene en Gerard haalden telkens hun vingers tot bloedens toe open aan de vele pizzicati in de stukken. Al snel was de studio bezaaid met pleisters en bebloede tissues, al met al een dramatische aanblik, maar de producent bleef ons aansporen toch nog één take te doen, misschien nog één en misschien dan toch nog eentje..?

Toen de opname erop zat besloten we onze laatste Italiaanse middag op het strand door te brengen. Daar genoten de vele toeristen van de zon, kinderen speelden in het water. We kochten een ijsje en gingen op een handdoek in het zand zitten. We moeten eruit gezien hebben als drie buitenaardse wezens; lijkbleek, vermoeid en totaal vervreemd van de werkelijkheid. Het voelde alsof we net geland waren uit een verre planeet. Buiten was het leven al die dagen natuurlijk gewoon doorgegaan…

In the studio

by Vera Kooper


As a child and teenager, I collected CDs. All my pocket money was spent on that and CDs were always at the top of my wishlists for birthdays, Christmas and Sinterklaas. When I look at my collection now, I still know exactly where each disc came from. Some of them I bought after a concert of one of my musical heroes and I had them signed by them. Others I found under the Christmas tree or brought to me by Sinterklaas (Saint Nicholas) on December 5th, in a shoe by the fireplace. Yet I have to admit that nowadays I rarely put a CD in a CD player. I now have all my music digitally stored on a phone, iPod or computer and accessible at the touch of a button. This is, of course, much more practical than dragging a discman and a bag of CDs around, but sometimes I miss that old feeling of my own collection. The recordings that I bought as a child have become part of my life. Even the CD-booklets I almost knew by heart. I always saw words in small print like 'sound engineer', 'piano technician' and 'producer' and always wondered what exactly it was that a producer did. Often I would find the recording dates mentioned, "recording dates 10-16 March ...", then I wondered why you would need six days to make a CD of less than an hour and a half. By now I know very well what those days are  for and now, after our concerts, we get to put a scribble on our own debut CD! This summer we went into the studio for the second time for a special and very personal recording of piano trios by Dmitri Shostakovich and Lera Auerbach.
 
I discovered Lera Auerbach's music more or less by accident years ago, when I was looking for contemporary piano repertoire on Youtube. I was immediately touched by the powerful expression of her music; the way in which it conveys emotions, ideas and images in such a direct and pure way. When we started exploring repertoire during the first months of our ensemble's existence, we discovered that Lera had also written two trios. We learned them and over time they became our most programmed pieces! It does not matter in what setting we perform this music, it fascinates and surprises the audience every time and it always gives us great joy to play these works. When we made our American debut in New York, we wrote to Lera about our love for the piece, and she immediately invited us to come and play it for her. It was a magical afternoon, the first time we could work as a trio with a composer and we were very inspired by her spirited reactions.
 
The second trio of Shostakovich was one of the first pieces we learned as a trio. It is a very loaded piece, created in a tragic time: it is a monument to the horrors of war, oppression and personal loss. Written in a world where millions of people disappeared, but where nobody was allowed to mourn. A world in which a person without a smile was automatically a suspect. Where composers were told that they had to write cheerful music, after all the revolution had ended all suffering - how could a man in this communist utopia be sad? The music of Shostakovich tells a truth that no one else dared to express, that of the fear and the pain behind the forced smile.
 
We recorded these works in the middle of the summer, in a beautiful recording studio called "The Spheres" near the Italian city of Pescara. A greater contrast between this environment and the music of Shostakovich and Auerbach is almost unthinkable. We stayed for over a week at this location, a remote industrial park outside the city. We didn’t have a car and we had hardly any contact with the outside world. We even spent the night on stretchers in the corridors of the studio building! In this way we literally and figuratively immersed the studio atmospheres and thus also entered into a kind of different reality. Recording a CD brings a musician to extremes. Extreme preparation, extreme concentration, extreme musical expression, extreme emotions and ultimately extreme exhaustion. Concerts last about one and a half hours, a time span in which musician and audience find themselves in another world. During the recording days you enter that musical world more and more, without having to get out of it again. It is during this extreme process that the most extraordinary and beautiful moments arise.

Fresh and full of energy we arrive the first day in Italy. We are very well prepared, have a clear picture of our interpretation and have devised a nice schedule for the recording days. After a few hours of recording, however, the music starts to take over. I see my fingers move on the keys and  I know it is me playinig, but it still feels like something else has taken possession of me. The producer and recording technician are sitting in a room at the top of the studio behind large mixing tables. In addition to verifying that they have a good, clean version of all passages, they also direct us through the musical story. When we are recording the famous red light is on and our only task at that moment is to give everything. During a concert there are no safety nets, but during a recording there are. This means that musical and technical risks can and must be taken that would not be conceivable during a concert, in order to achieve an even more exciting version. During our stay the air-conditioning in the studio was broken, the temperature rose to over 30 degrees and Irene and Gerard blistered their fingers from the many pizzicati in the pieces. Soon the studio was covered with plasters and bloodied tissues, all in all a dramatic sight, but the producer kept urging us to do one more take, maybe one more and maybe another one ..?
 
When the recording ended, we decided to spend our last Italian afternoon on the beach. There the many tourists enjoyed the sun, children played in the water. We bought an ice cream and sat on a towel in the sand. We must have looked like three aliens; pale, tired, and totally alienated from reality. It felt like we had just landed from a distant planet. Outside, life had of course continued all those days ...

EASTWARD

November, 2017
By Vera Kooper

(Please scroll down for English)

Oostwaards

We maakten de afgelopen maanden twee bijzondere reizen naar het oosten, beginnend met een uitgebreide tournee door China en Korea: 10 concerten in twee weken. Het werd een ware concert-marathon van Beijing tot Ha’erbin en Shanghai tot Seoul. De verschillen tussen de steden waren groot. In Beijing konden we haast geen ademhalen vanwege de luchtvervuiling. Zelfs op zonnige dagen was de stad in soort post-apocaliptisch duister gehuld vanwege de dikke laag smog. Dit in groot contrast met het noordelijke Haerbin waar het ijskoud was en waar, ondanks enorme hoeveelheden flats in aanbouw, bijna geen mensen leken te zijn. In het zuidelijke en zeer bruisende Chongqing hoorden we in een levendig restaurant live traditionele Chinese muziek (en mocht Irene zelfs meespelen op een Erhu). In de plattelandsstad Linyi waren ze duidelijk niet gewend aan Westerse bezoekers; op straat stopte iedereen om met ons te praten en foto’s te nemen!

We hadden een strak tourschema waarin elk uur van de dag was vastgelegd. Als popsterren werden we overal ontvangen met levensgrote posters, fotograferende fans en geblindeerde auto’s die voor ons klaar stonden. We logeerden in luxe hotels en hadden continu een van onze drie tourbegeleiders bij ons die ons geen seconde uit het oog verloren en precies vertelden wat we moesten doen. We konden zonder na te denken achter hen aanlopen, zonder ons zorgen te hoeven maken over de juiste gate of de vertrektijden. Alles was geregeld.

De concertzalen waren wonderen van de hedendaagse architectuur, met prachtige akoestiek en fantastisch onderhouden instrumenten. Klassieke muziek is in Azië bijna net zo populair als popmuziek in Europa en het publiek is jong en zeer nieuwsgierig. Alles werd vastgelegd op smartphones en mensen namen in de pauze selfies achter de vleugel. Kinderen zaten doodstil te luisteren en wilden na afloop van het concert allemaal met ons op de foto. Kim, onze meeste trouwe tourbegeleidster, nam mij elke dag mee naar een winkelcentrum om daar te studeren in één van de vele pianowinkels met ‘studeercellen’. Omdat de meeste mensen thuis geen piano hebben, maar pianospelen wel razend populair is, zijn er in elke straat van dit soort winkels waar kinderen in een piepklein hokje kunnen oefenen.

Het meest spannende van de reis was waarschijnlijk het eten. Als drie vegetariërs hebben we veel exotische ingredienten misgelopen, maar zelfs op het gebied van de groente en tofu was er een hoop te ontdekken. Het meest memorabel was de hotpot; een soort brandende hel van hete pepers in kokend water, midden op tafel, waarin je groente en champignons moet gooien om die er vervolgens met stokjes weer uit te vissen. Gerard ontwikkelde zich tot een ware hotpot virtuoos, bij Irene belandde het grootste gedeelte van de paddenstoelen helaas op de grond. De Engelstalige menu’s waren naast culinair ook taalkundig interessant: zo kon je gerechten bestellen als “a knot in the soup” (soep met noodles), “orange much” (sinaasappelsap), “take the cucumber” (komkommer salade)!

Bij thuiskomst hadden we slechts kort de tijd om bij te komen en weer te wennen aan normale toiletten, Facebook en boterhammen met kaas, want we vertrokken vrijwel direct alweer richting Israel. Aanleiding van deze reis was een concert met (alt)violist Hed Yaron Mayersohn, met wie we door het Jerusalem Music Center waren uitgenodigd o.a. Schumann’s pianokwartet te spelen. Deze tournee werd heel anders dan die door Azië; bijna niets was van tevoren vastgelegd en alles werd geïmproviseerd. In Jerusalem speelden we op een zeer aangrijpende herdenkingsdienst in het kader van Holocaust Memorial day. Een paar dagen later speelden we voor een organisatie die eerste en tweede generatie overlevenden van de holocaust psychische ondersteuning biedt. Na de emotionele dagen van herdenkingen hadden veel mensen behoefte aan muziek. Er werd ons gevraagd het vooral niet te lang en niet te zwaar te maken, maar daar was het zeer dankbare publiek het duidelijk niet mee eens. Ze bleven maar vragen of we niet toch nog één stuk konden spelen en uiteindelijk duurde het concert bijna twee uur. Na afloop liepen we rond in de Old City van Jerusalem, aten falafel en baklava in de Shuk en vonden de mooiste plek om al luisterend naar het gezang vanuit de moskee de zon te zien ondergaan over Jerusalem.

De volgende dag stond ons een nog groter avontuur te wachten. Hed had contact weten te leggen met Zuster Patricia in Bethlehem, die daar aan de universiteit lesgaf en een concert voor ons wilde organiseren. Per e-mail waren er wat globale afspraken gemaakt over de datum en tijd van het concert, dus min of meer op goed geluk stapten we in Jerusalem in een Palestijnse bus richting de West-Bank. We waren nerveus omdat we niet zo goed wisten wat we zouden kunnen verwachten, maar de bus kwam zonder problemen door de checkpoints en eenmaal aangekomen in Bethlehem werden we verwelkomd door een luid toeterende en zeer enthousiaste Zuster Patricia, die ons meenam naar de universiteit. We speelden in en prachtige kapel een concert voor studenten en werknemers van de school, die ademloos luisterden en het duidelijk leuk vonden dat we de moeite hadden genomen voor hen te komen spelen. Na afloop vertelde Zuster Patricia over haar leven en de vele gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis die ze van nabij had meegemaakt. Ze woonde al bijna 40 jaar in Palestina en ze wilde er, hoewel het leven er moeilijk was, vanwege de vriendelijkheid en gastvrijheid van de bevolking niet meer weg. Ze sprak 6 talen, waaronder vloeiend Hebreeuws en Arabisch en ze leek iedereen in Bethlehem te kennen terwijl ze vrolijk zwaaiend door de stad reed. We konden amper beseffen dat we echt in de Westelijke Jordaanoever waren, een plek waarvan we niet gedacht hadden er ooit te zullen komen. Met Bach, Mozart en de hartelijke gezichten van het publiek nog in ons hoofd reden we na afloop over de bewaakte snelwegen en langs de hekken met prikkeldraad weer terug naar Jerusalem. Gelukkig maar dat muziek geen muren, geen checkpoints en geen grenzen kent.

EASTWARD
by Vera Kooper

Recently, we made two special trips to the east, starting with an extensive tour of China and Korea: 10 concerts in two weeks! It became a true concert-marathon that led us from Beijing to Ha'erbin and Shanghai to Seoul. The differences between the cities were huge. In Beijing, we could hardly breathe because of the air pollution. Even on sunny days, the city was shrouded in a post-apocalyptic darkness due to a thick layer of smog. This in stark contrast to the northern city of Haerbin, where it was freezing and which hardly seemed to have any inhabitants, despite enormous amounts of construction work and new flats being built. In the southern and very bustling Chongqing, we heard live traditional Chinese music (and Irene even played on an Erhu). In the rural town of Linyi, they were clearly not used to Western visitors; on the street everyone stopped to talk to us and take pictures!

We had a tight schedule in which every hour of the day was fixed. We were treated like pop stars, awaited by life-sized posters, photographing fans and blinded cars everywhere we went. We stayed in luxury hotels and always had one of our three tour guides around, who never let us out of sight and told us exactly what to do at any given time. We could just blindly follow them without thinking about correct gates or departure times. Everything was arranged.

The concert halls were miracles of contemporary architecture, with beautiful acoustics and superbly maintained instruments. Classical music is almost as popular in Asia as pop music is in Europe and the audience is young and very curious. Everything was recorded on smartphones and in the intermission people took selfies on stage. Children were listening quietly and after the concert they all wanted to take pictures with us. Kim, our most loyal tour guide, took me to a shopping mall every day to practice in one of the many piano shops with ‘practice cells'. Because most people do not have a piano at home, but piano playing is extremely popular, there are shops like these on almost every streetcorner, where children can practice in a tiny box.

The most exciting part of the trip was the food. As three vegetarians we probably missed out on the most exotic ingredients, but even in the area of vegetables and tofu there was a lot to discover. The most memorable meal was the hotpot; a kind of burning hell of hot peppers in boiling water, in the middle of the table, in which you were supposed to throw vegetables and mushrooms to later fish them out again with your chopsticks. Gerard turned out to be a true hotpot virtuoso; with Irene, most of the mushrooms unfortunately ended up on the floor. The English-speaking menus were, in addition to culinary fascinating, also linguisticly interesting: you could order dishes like "a knot in the soup", “orange much”, and “take the cucumber"!

Back home, we only had a short time to recover and get reacquainted with normal toilets, Facebook and cheese sandwiches, because we almost immediately took another plane, this time to Israel. The occasion of this trip was a concert with violinist (and violist) Hed Yaron Mayerssohn, with whom we were invited by the Jerusalem Music Center to play Schumann's piano quartet. This tour turned out to be very different from the one in Asia; almost nothing was planned in advance and everything was improvised. In Jerusalem, we played during a very moving memorial service during the national Holocaust Memorial Day. A few days later, we played for an organization that offers psychological support to survivors of the holocaust. After the emotional days of commemorations, many people needed music. We were asked to keep our program short and not too demanding, but the very grateful audience clearly did not agree. They kept asking if we would play one more piece and in the end the concert lasted almost two hours. Afterwards we walked around in the Old City of Jerusalem, ate falafel and baklava in the Shuk and found the most beautiful place to watch the sunset while listening to the enchanting sounds of the adhan from the mosque.

The next day an even bigger adventure awaited us. Hed, our violist, had contacted ‘Sister Patricia’ in Bethlehem, an elderly lady who taught at the university and wanted to organize a concert for us. By email, they had rather vaguely agreed on some global arrangements about the date, time and location of the concert, so more or less at random we went to Jerusalem and took a Palestinian bus towards the West Bank. We were nervous because we did not know what to expect, but the bus went through the checkpoints without problems and once we arrived to Bethlehem, we were welcomed by an energetic and very enthusiastic Sister Patricia who drove us to the university. We played in a beautiful chapel for students and employees of the school, who listened breathlessly and seemed moved by the fact that we had made the effort to travel to Bethlehem to play for them. After the concert, Sister Patricia told us about her extraordinary life and the many events of the world history she had lived through. She had lived in Palestine for nearly 40 years and, despite life there being difficult, never wanted to leave again, because of the kindness and hospitality of the population. She spoke 6 languages, including fluent Hebrew and Arabic, and she seemed to know everyone in Bethlehem while she cheerfully waved around while she drove us around the city. We could hardly grasp that we were really in the West Bank, a place we did not think we would ever be able to visit. With Bach, Mozart and the kind faces of the audience still in our mind, we eventually returned to Jerusalem, driving through the guarded highways and along the fences wrapped in barbed wire. Fortunately, music knows no walls, no checkpoints and no borders.

MURPHIES IN MOSCOW

June, 2017
By Vera Kooper

(Please scroll down for English) 

Murphy's in Moskou

We zijn de afgelopen tijd veel op reis geweest, bijna continu eigenlijk. Als een reizend circus trokken we de laatste paar maanden door Europa, van concert naar concert. Één ding is me onderweg wel duidelijk geworden: dit troubadoursbestaan is alleen leuk met z’n drieën. In mijn eentje zou ik het waarschijnlijk niet eens volhouden. Het is fijn lief en leed te kunnen delen, want het leven ‘on the road’ gaat niet altijd over rozen. Met uitzondering van de uren die we met onze instrumenten doorbrengen lijken de dagen soms wel een opeenstapeling van lange treinreizen, koude maaltijden, stoffige metrostations en uitpuilende koffers. Volle email-inboxen, snurkende mannen in het publiek (natuurlijk tijdens de zachtste passages), eindeloze après-concert borrels en een chronisch gebrek aan schone sokken. Er is veel veranderd in ons leven. Het vinden van een wasmachine (inclusief genoeg tijd om die sokken weer te laten drogen) is tegenwoordig reden tot grote blijdschap. Een half uurtje joggen in het park is een luxe, evenals een maaltijd zonder brood of kaas, een podium zonder tocht, warme voeten en een paar uur extra slaap. Zeeën van tijd om een stuk in te studeren hebben we tegenwoordig niet meer. Alles moet nu in een kwart van de tijd, tussen de concerten, het reizen en alle administratie in. We logeren rondom de concerten vaak bij vrienden, of vrienden van vrienden, of bij kennissen van de buren van vrienden. Soms weten we eigenlijk niet eens in wiens woonkamer we slapen. Couch-surfing hoort bij onze carrière-fase.

Onderweg hebben we alledrie onze eigen gewoontes en rituelen (en bijgeloven) ontwikkeld. Om te ontspannen ga ik altijd hardlopen, Irene kijkt 25 afleveringen ‘Friends’ en Gerard ijsbeert graag een beetje door de kamer. Als we in een hotel overnachten hebben we er een ritueel van gemaakt om een dag van te voren op te bellen om te informeren naar de openingstijden van de sauna. Gewoon omdat het kan. We hebben ook twee mascottes; een schaap en een giraffe (genaamd Schaap en Giraffe). Die twee moeten altijd mee, anders gaat het mis. Gerard vindt het maar belachelijk, maar dat is alleen omdat hij nog niet heeft ingezien hoeveel onheil die twee afweren met hun pluche pootjes. Ondanks hun behoedende werking lijkt het soms alsof de wet van Murphy onze lijfspreuk is. Alles wat fout kan gaan, gaat bij ons een keer fout.

Dit begon al bij mijn aller-aller-eerste optreden. Ik was net 6 en zou samen met mijn leraar een vierhandige sonatine ten gehore brengen. De bladmuziek die ik gebruikte was nog van mijn oma geweest en door de jaren heen enigszins gehavend. De kaft werd door een vergeeld plakbandje aan elkaar gehouden. Bloednerveus liep ik het podium op, partituur in de hand. Uiteraard bezweek precies op dat moment het laatste restje plakband en desintegreerde het boekwerk voor mijn ogen. In mijn beleving ging het allemaal in slow-motion, blaadjes vlogen alle kanten op en het werd ijzig stil in het publiek, terwijl ik koortsachtig probeerde uit de chaos op de grond de blaadjes met de juiste noten te vissen. Van de rest van het concert kan ik me niet veel meer herinneren, maar het gevoel van paniek zal ik mijn leven lang niet meer vergeten. Ik vertelde dit verhaal laatst aan Irene, maar die was niet heel erg onder de indruk. Zij was namelijk in de pauze van een van haar eerste concerten in een vijver gevallen. Dat kan natuurlijk ook nog.

Als trio hebben we over de jaren ook al een flinke hoeveelheid Murphy-punten verzameld, maar onze grootste Delta-ramp was twee jaar geleden in Moskou. We speelden daar in het Tchaikovsky conservatorium en logeerden in een verblijf van de school, speciaal voor buitenlandse gasten. Op een avond spraken we af iets te gaan drinken met één van onze favoriete altviolisten; Igor Naidin van het Borodin Quartet, altijd in voor een gezellige avond en vastberaden ons het beste van Moskou te laten zien. Elke keer dat we hem zien is het eerste gespreksonderwerp steevast het voor hem onbegrijpelijke feit dat ik geen Russisch spreek, ondanks mijn voornaam. Het kost elke keer weer moeite hem ervan te overtuigen dat ik hem echt niet kan verstaan en hij lijkt elke keer weer even teleurgesteld. Na deze gebruikelijke desilusie nam hij ons toch maar weer mee naar een gezellig café en vermaakte hij ons uren lang met de prachtigste verhalen. Na afloop liepen we terug naar ons onderkomen, een voor Moskouse begrippen gigantisch apartement met het mooiste bloemetjesbehang van de stad. We liepen door de koude straten richting huis, tegen de Russische winter gewapend met speciaal aangeschaft thermisch ondergoed en op onze hoofden dikke bontmutsen. We bemerkten al snel de nodige commotie. Overal was politie en brandweer. We naderden ons apartement, maar het aantal brandweerauto’s leek alleen maar toe te nemen. Dikke brandslangen lagen op de weg en rookwolken werden ook langzaam zichtbaar. Gerard merkte droog op dat de slangen naar ons huis voerden en jawel, de kelder van ons apartement stond in lichterlaaie. We hadden niets bij ons, de paspoorten en instrumenten hadden we thuis gelaten. De straat stond vol met mensen, iedereen sprak vloeiend russisch maar niemand sprak een woord Engels. Daar stonden we dan met onze bontmutsen. Na een tijdje vonden de brandweermannen het wel weer genoeg geweest lieten het nog smeulende gebouw voor wat het was. De voordeur stond wagenwijd open. Het aantal belangstellenden was inmiddels erg opgelopen en het was een drukte van belang voor het huis. Onduidelijke types stonden druk te bellen en op het moment dat de brandweer zijn hielen gelicht had begonnen ze het huis in te lopen. We hadden niet veel keus en besloten te proberen de instrumenten in veiligheid te brengen. Met een sjaal over ons gezicht geknoopt liepen we het pikdonkere, bloedhete en rokerige gebouw in en renden de trap op naar ons apartement. Zo snel mogelijk graaiden we met ingehouden adem onze paspoorten, instrumenten en wat kleren bij elkaar en renden de koude nacht weer in.

Het was al laat, er was geen hotel te bekennen, Igor de altviolist was al op weg naar een volgend concert en we kenden verder niemand. We besloten naar het conservatorium te lopen en desnoods te proberen daar de nacht door te brengen. Gelukkig zijn Russische musici harde werkers en was de school nog vol met ijverig studerende pianisten. We werden nogal raar aangekeken, met onze vewilderde blikken en stinkend naar rook, maar snel werden we door een paar behulpzame studenten meegenomen naar hun dormitory, waar 600 conservatorium studenten wonen in piepkleine ruimtes, 4 personen op een kamer. Douches waren in de kelder en de ratten liepen daar letterlijk over de vloer. Er was één keuken per verdieping, waar de kakkerlakken vrij spel hadden. We sliepen die nacht op de grond, onder vieze dekens en stinkend naar de rook. Het vuur in ons apartement was een elektrische brand geweest, veroorzaakt door een kapotte wasmachine in de kelder. De rook die vrij was gekomen was heel giftig en daar kwamen we snel genoeg achter. De volgende ochtend gingen we misselijk en met een knallende hoofdpijn toch maar weer aan het werk. We hadden die avond een concert, met op het programma….Schoenberg’s “Verklärte Nacht”….

Murphies in Moscow

by Vera Kooper

We have been on tour a lot lately, or rather: almost continuously. As a kind of traveling circus we wandered through Europe, going from concert to concert. On the road one thing quickly became clear to me: this troubadour life is a lot more fun if you are not doing it alone. It’s nice to be able to share the ups and downs of concert touring, because it isn’t always easy. Except for the hours we spend with our instruments, the days are full of long train trips, cold dinners, dusty metro stations and overloaded suitcases. Too many unread emails, snoring men in the audience (during the softest passages of course), endless after-concert receptions and a chronic lack of clean socks. Many things have changed in our lives. Nowadays finding a laundry machine is a reason for great excitement. A run in the park is a luxury, just as a meal that doesn’t include bread or cheese, a stage without a draft, warm feet and a few hours of extra sleep. We don’t have a lot of time to learn new pieces any more. Everything has to be done in a fraction of the time, in between concerts, traveling and administration. Around concerts we often crash at places of friends, friends of friends, or acqaintances of the neighbours of friends. Sometimes we actually don’t know whose living room we’re sleeping in. I guess you could say couch-surfing is a part of our career phase.

 

On the road we all have our own habits and rituals. To relax I go for a run, Irene watches 25 episodes of ‘Friends’ and Gerard loves to just walk around in his room, thinking about life. If we stay in hotels we made it a ritual to always call the day before and enquire about the opening hours of the sauna. Just for fun. We also have two mascottes; a sheep and a giraffe (called Sheep and Giraffe). These two have to be with us at all times, otherwise it all goes wrong. Gerard thinks it’s ridiculous, but that’s only because he hasn’t realized how much bad luck these two guys fend off with their fluffy paws. Despite their protection it sometimes seems as though Murphy’s law has become our life-motto. Everything that could go wrong, goes wrong with us at some point.

This already started at my very very first concert. I had just turned 6 and was going to perform a four-hands sonatina together with my teacher. The sheet music I used belonged to my grandmother and had aged considerably over the years. The pages were held together by a few yellow pieces of tape. Nervously I walked on stage, the score in my hands. Naturally exactly at that moment the last pieces of tape gave in and the whole score desintegrated in front of my eyes. Everything happened in slow-motion, pages were flying around and the audience turned silent while I feverishly tried to find the right pages from the chaos of notes on the ground. I don’t recall much of the rest of the concert, but this feeling of panic I will never forget. I recently told this story to Irene, but she wasn’t too impressed. During the intermission of one of her first concerts she had managed to fall into a pond…

As a trio we have also gathered an impressive amount of Murphy-points, but our biggest Delta-disaster so far took place two years ago in Moscow. We played there in the Tchaikovsky conservatory and were staying in a special guesthouse for foreign visitors of the school. One night we met up with one of our favorite viola players: Igor Naidin of the Borodin Quartet. He’s always the one to call for a fun evening and he was determined to show us the best of Moscow. Every time we meet him the first topic of conversation is always the for him incomprehensible fact that I don’t speak any Russian, despite my first name. It’s a difficult task to convince him of the fact I really don’t understand his Russian and he seems equally disappointed every single time. After this familiar desillusion he took us to a nice café and entertained us with the most exquisite stories. Afterwards we walked back to our place, a for Moscow standards gigantic apartement with the prettiest flowery wallpaper in town. We were walking the cold streets, guarded against the russian winter with thermic underwear and big hats. We quickly noticed some commotion and the streets were filled with police cars and fire-fighters. As we got closer and closer to our apartement, the amount of fire trucks only kept growing. Thick fire hoses appeared on the streets and clouds of smoke became visible. Gerard dryly commented that the hoses were leading to our house and yes, the basement of our apartement was on fire! We didn’t have anything on us since we had left instruments and passports at home. The streets were full of people, but nobody spoke a word of English. After a while the fire fighters decided to call it a night and left the still smouldering building with the door wide open. By now it had become quite swamped around the house with curious groups of people just standing around and observing the situation. As soon as the fire fighers left the site, total strangers started rushing into the building. We didn’t have much choice and decided to try and at least get the instruments to safety. With scarves tied around our faces we ran into the dark, hot and smoking building. As fast as we could we took our passports, instruments and some clothers and rushed back into the cold night. 


By now it was very late, there were no hotels to be found, we didn’t have internet and our friend Igor was already on his way to the next concert. We decided to walk to the Conservatory and try to spend the night there. Fortunately Russian musicians are hard workers and the school was still full of diligently practicing pianists. We must have looked strange entering the school, smelling of smoke, carrying a bunch of clothes, but soon a few helpful students took us to their dormitory. A place where 600 music students sleep in tiny rooms of 4. The showers were all the way down in the basement and were shared with a large amount of rats. There was only one kitchen per floor, filled with cockroaches. That night we slept on the floor under dirty blankets and nauseous from the smoke we inhaled. The fire in our apartement had been an electric one, caused by a broken laundry machine in the basement, so the smoke had been quite poisonous. The next morning we decided to go back to work, despite the headaches and nausea. We had a concert that night, with on the programme, ironically: Schoenberg’s “Verklärte Nacht”….

STRAWBERRIES WITH SUGAR…AND PEPPER

February, 2017
bt Vera Kooper

(Please scroll down for English)

Aardbeien met suiker…en peper

Het is andante moderato, geen andante tuberculoso!!” - schalt het door de kamer. - “Speel toch niet zo Duits, het moet Oostenrijks klinken! Dit is Haydn, dit is Wenen! Maar ach, jullie Nederlanders begrijpen daar natuurlijk niets van!” -

Achter een grote tafel zit Hatto Beyerle, altviolist en oprichter van het Alban Berg kwartet, al hoofdschuddend mee te stampen met zijn wandelstok. De zomer is voor veel mensen een tijd van ontspanning, maar wij besloten het dit jaar anders aan te pakken en ons tijdens een masterclass met deze beruchte en geliefde legende van de kamermuziek volledig te storten op de Weense Klassieken: Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert. En daar zitten we dan. De ene na de andere poëtische aanwijzing wordt ons naar het hoofd geslingerd door de man achter de stapel partituren, terwijl wij koortsachtig proberen te achterhalen wat precies het verschil is tussen een Duitse en een Oostenrijkse manier van spelen. Na Haydn gaan we verder met Schubert, de Notturno in Es-groot. Schubert schrijft ‘Adagio’ en omdat we gelezen hebben dat deze Notturno ooit bedoeld was als langzaam deel van een trio en kort voor zijn dood geschreven is, spelen we vooral niet te snel. Het lijkt goed te gaan, Herr Beyerle laat ons minuten lang doorspelen en even denken we dat we nu toch absoluut op de juiste weg zijn. Vol overmoed kijk ik naar Gerard om deze kortstondige vreugde te delen, maar zie dan vanuit mijn ooghoek dat er opschudding is in de zaal. Hatto Beyerle is niet tevreden met onze interpretatie en maakt dit duidelijk door theatraal te grimassen, tot groot vermaak van het aanwezige publiek, dat niet meer bij komt van het lachen. Tot overmaat van ramp begint hij na een tijdje zelfs met het uitdelen van zakdoekjes, om de sentimentaliteit van onze uitvoering te demonstreren. Als hij ons vraagt waarom we Schubert’s Notturno op deze manier spelen, kunnen we niets anders dan toegeven: ‘omdat we het altijd zo gehoord hebben…’

Al twintig jaar lang strijkt Hatto Beyerle in de zomermaanden neer in een klein Oostenrijks bergdorpje, omringt door jonge musici, collega’s en vrienden. Inmiddels is hij 84 en slecht ter been, maar zijn energie is onverminderd en hij heeft een duidelijke missie: een bijna verloren gegane muzikale traditie door te geven aan de volgende generatie ensembles. Gefrustreerd over de huidige wereld van uniformiteit en zogenaamde ‘perfectie’ klaagt hij dat musici tegenwoordig alleen nog maar imiteren wat ze op CD’s gehoord hebben, zonder de partituur in te duiken om zelf te ontdekken wat de componist wilde zeggen. Het resultaat is dat iedereen hetzelfde gaat klinken en de lef, levendigheid en originaliteit uit het musiceren verdwijnen. Het wordt steeds slappere koffie en dan ook nog eens allemaal van hetzelfde merk. Niets is erger voor een componist dan wanneer hun werk met handschoenen wordt aangepakt. De hedendaagse componiste Lera Auerbach verwoordde dit mooi: "Het interesseert me niet meer weer een beleefde uitvoering te horen. Ik wil ruigheid, risico, zelfs platvloersheid. Alles behalve beleefdheid”.*

Voor beleefdheid is Hatto Beyerle naar eigen zeggen te oud. Zijn pedagogische middelen zijn vaak radicaal en onorthodox, maar altijd met een groot gevoel voor humor. Tijdens onze les vergelijkt hij een bepaalde passage met aardbeien. Die smaken goed met suiker, dat weet iedereen. Maar wat als je naast suiker ook een vleugje peper toevoegt? “Probeer dat maar eens”, vertelt hij ons, “dan zullen jullie zien wat ik bedoel en dan weten jullie meteen hoe je maat 53 moet spelen!”

Hij benadert muziek als een taal. Een levende taal met grammatica, retoriek en bepaalde taalkundige regels die voor de componisten zelf vanzelfsprekend waren, maar waarvan de betekenis langzaam verloren is gegaan. De sleutel tot het interpreteren van dit repertoire is het begrijpen van de taal waarin de componisten schreven. Hiervoor pluist hij met zijn leerlingen tien uur per dag stukken noot voor noot uit, nieuwsgierig als een kind. Hij laat ons zien hoe nauw het klassieke repertoire verbonden is met de retoriek. Net zoals met het reciteren van een tekst zijn interpunctie en grammatica essentieel om te betekenis van de muziek over te brengen. Hij werkt met ons totdat elke noot betekenis heeft, elke maat logisch klinkt, elke frase een duidelijke lijn heeft en het stuk een verhaal wordt. Zo komt een tweehonderd jaar oud stuk opeens tot leven en krijgt een urgentie die voelt alsof het gisteren geschreven zou kunnen zijn. Tijdens de les wordt Hatto Beyerle af en toe oprecht gefrustreerd als hij een passage zelf niet begrijpt. Dan rust hij niet voordat hij een antwoord heeft gevonden, waarmee hij in ieder geval een tijdje tevreden kan zijn. De volgende ochtend is hij dan vaak al weer van gedachten veranderd, want in muziek is er is elke dag iets nieuws te ontdekken. Zelfs op je 84e.

*I’m no longer interested in hearing yet one more polite performance. Give me roughness, risk-taking, even vulgarity. just not politeness. Composers bleed their lives into music. The least performers can do is to remove their safety shields.” - Uit: “The excess of being” van Lera Auerbach (Arch St. Press, 2015)

Strawberries with sugar…and pepper

“It should be andante moderato, not andante tuberculoso!” - a loud voice resonates through the room. - “Don’t play so German, it should sound Austrian! This is Haydn, this is Vienna! But you Dutch don’t understand that!“

Hatto Beyerle, violist and founding member of the Alban Berg Quartet, sits behind a large table, violently shaking his head and beating along the music with his walking stick. Summertime is a time of relaxation for most, but we decided to do it differently and dive into the world of the First Viennese School: Haydn, Mozart, Beethoven and Schubert, during a masterclass given by this beloved and feared legend of chamber music. And there we are. The man sitting behind a mountain of scores screams poetic insults at us, while we are desperately trying to figure out the difference between a German and an Austrian way of playing. After Haydn we continue with Schubert; the Notturno in E-flat major. Schubert marks this piece ‘Adagio’ and because we read somewhere that this nocturne was originally meant as a slow movement of a trio and because Schubert wrote it shortly before his death, we make sure we don’t play too fast. 


It seems to go well, Herr Beyerle lets us continue playing for minutes on end and for a second we believe that we are now definitely on the right path. Overly confident I look at Gerard to share this brief moment of joy, but then I notice that there is some kind of tumult in the hall. Hatto Beyerle is clearly unhappy with our performance and expresses this with a series of theatrical grimaces, to the great delight of the audience present. To make matters worse he then even starts handing out tissues to demonstrate the sentimentality of our performance. When later he ask us why we play Schubert’s Notturno in this way, we can only admit: ‘because we have always heard it being played like this.’

For the past twenty years, Hatto Beyerle has made this small Austrian village his home for the summer months, where he spends his time surrounded by young musicians, colleagues and friends. By now he is 84 and has difficulty walking, but his energy is unchanged and he has one clear mission: to save his musical tradition from extinction by passing it on to the next generation of ensembles. He is frustrated by the current reality of uniformity and so-called ‘perfection’ in music. He complains that musicians nowadays only repeat and imitate what they have heard on CD’s, without making the effort of diving into the score to decide for themselves what they thinks is the meaning behind the notes and the intention of the composers. The result of this process is that every ensemble starts sounding the same and qualities such as courage, liveliness and originality disapear from music making. Watered down coffee, all of the same brand. He states that nothing is worse for a composer than to be handled with kid gloves. Contemporary composer Lera Auerbach agrees: “I’m no longer interested in hearing yet one more polite performane. Give me roughness, risk-taking, even vulgarity. just not politeness. Composers bleed their lives into music. The least performers can do is to remove their safety shields.”*

Hatto Beyerle once joked he is too old for politeness. His pedagocial methods are often radical and unorthodox, but beneath this toughness lives a great sense of humor. During on of our lessons he compared a certain passage to a strawberry. “Strawberries taste good with sugar, everybody knows that. But what if, next to the sugar, you also add a pinch of pepper? Try it”, he tells us, “You will understand what I mean and then you will also know how to play bar 53!”

He approaches music as a language. A living language with grammar, rhetoric and certain linguistic rules that were evident for the composers, but whose meaning we nowadays often fail to understand. The key to interpreting this repertoire is understanding the language the composers wrote in. To achieve this he unravels pieces note by note, together with his students. He works tirelessly for up to 10 hours a day, with an almost childish curiosity. He shows us how closely related the classical repertoire is to rhetoric. Interpunction and grammar are as essential in music as they are in reciting a text. He works with us until every single note has meaning, every bar sounds logical, every phrase has a clear line and the piece becomes a story. He brings a two-hundred year old work back to life and gives it an urgency that makes it seem as though the piece was written yesterday. During the lessons he sometimes gets genuinly frustrated when he himself doesn’t understand a certain passage. Then he will not give in until he finds a satisfying answer, or at least a temporary one. The next morning he will already have changed his mind, because in music there is something new to be discovered every day. Even at 84.

*“I’m no longer interested in hearing yet one more polite performane. Give me roughness, risk-taking, even vulgarity. just not politeness. Composers bleed their lives into music. The least performers can do is to remove their safety shields.” - From: “The excess of being” by Lera Auerbach (Arch Street Press, 2015)

TOURNEE MONDIALE

August, 2016
By Vera Kooper

(Please scroll down for English) 

Tournée mondiale 

Op de bergtoppen ligt nog versgevallen sneeuw, maar in het dal is het warm en de velden staan in bloei. Het is een prachtige dag, maar toch loop ik wat verloren door Salzburg. Binnenkort moet ik afscheid nemen van dit kleine stadje in de Alpen, dat de afgelopen jaren mijn thuis was. 

 

Op Schiphol, met een grote koffer en een slaapzak, begon vijf jaar geleden mijn avontuur. Ik was toegelaten tot de Universität Mozarteum in Salzburg, voor de Master “Klavier Solistenausbildung". Zoals de naam al doet vermoeden bestond het begin van mijn tijd hier voornamelijk uit soloconcerten, solorepertoire, soloconcoursen en heel veel uren alleen met mijn instrument of alleen op reis. Hier kwam na een paar jaar verandering in toen ik twee andere Nederlanders ontmoette, die net als ik naar Salzburg waren getrokken om daar te studeren. Na een Hollands avondje pannenkoeken bakken (Gerard was zo slim geweest een fles stroop te importeren) besloten we wat samen te spelen, een semester kamermuziek. We kenden elkaar amper, maar bij de eerste repetitie werd al duidelijk dat er iets bijzonders gebeurde. Het samenspelen ging zo natuurlijk en we hadden zoveel plezier in het muziek maken dat het semester voorbij vloog en we alledrie wisten dat we hiermee door wilden gaan. Zo werd het Delta Pianotrio geboren. Inmiddels hebben we al aardig wat trio-kilometers mogen maken en zijn we een ontelbare hoeveelheid repetities, lessen, concoursen, concerten, discussies, lach-aanvallen, huilpartijen, keukenfiasco’s en vlieguren verder. 

 

Als je samen reist leer je een hoop over elkaar. Zo weet ik nu bijvoorbeeld dat Irene vroeger een cavia had die Shostakovich heette en Gerard graag tuinman had willen worden, dat Irene het liefst elke dag pannenkoeken zou bakken en Gerard werkelijk in elke trein, bus of vliegtuig binnen vijf minuten in slaap kan vallen. Onze grootste fan, trouwste mascotte en vaste reisgenoot is Shiya, Irene’s hond (al heeft ze eerder de afmetingen van een kleine leeuw). Shiya is soms een beetje een maf dier. Van Haydn wordt ze onrustig, terwijl ze zonder een spier te vertrekken onder de vleugel kan liggen slapen tijdens de hardste passages van het tweede trio van Shostakovich. Ze reist graag met ons mee, dan bewaakt ze onze koffers en instrumenten en houdt ze zorgzaam haar Delta kudde bij elkaar. Het blijft tenslotte een schaapshond. Als ik ons soms van een afstandje bekijk zijn we net een soort reizend circus. 

 

Waarom we het zo goed met elkaar kunnen vinden is mij nog steeds een raadsel, want we zijn het eigenlijk zelden ergens over eens. En als we het dan een keer eens zijn, dan worden we het daar weer over oneens. Opstreek of afstreek? Met of zonder herhaling? Ritenuto of meteen door? Hoe laat zullen we repeteren? Pizza of pasta? Zo kibbelen we een hoop af. Ik vraag me wel eens af hoe Gerard het uithoudt met twee van die giechelende meisjes. Mensen vragen hem dit trouwens ook vaak na concerten. Dan geeft hij een gelaten antwoord, met zo’n geperfectioneerde martelaarsblik. Stiekem vindt hij het geloof ik best wel gezellig met ons. 

 

Het zijn spannende tijden, met steeds belangrijkere concerten, steeds langere tournees en binnenkort onze eerste CD. Het leven wordt serieuzer, volwassener en de verantwoordelijkheden steeds groter. Maar als we op het podium staan voel ik me nog altijd net zoals in die eerste repetitie: de gelukkigste pianist op aarde. Hiervan droomde ik stilletjes toen ik daar stond op Schiphol, met die grote koffer. 

 

De avond begint te vallen, ik moet terug naar binnen, verder met mijn internet-speurtocht naar een woning voor na de zomer. Hoewel, als ik ons schema voor volgend jaar bekijk zou een caravan misschien handiger zijn….

Tournée mondiale

by Vera Kooper

On the mountain tops there is still some fresh snow, but in the valley it’s warm and the fields are blossoming. It is a beautiful day, but still, I walk around Salzburg feeling a bit lost. Very soon I will have to part with this small town in the Alps, that has been my home for the past few years.

My adventure started five years ago, at Schiphol, with a big suitcase and a sleeping bag. I had been admitted to the Mozarteum University in Salzburg, to study for my Master degree ‘Klavier Solistenausbildung’. As the name suggests, the start of my time here consisted mostly of solo concerts, solo repertoire, solo competitions, and many hours alone with my instrument, or on the road. This changed after a few years when I met two other Dutch, who had moved to Salzburg just like me to study there. After a Dutch evening of pancake making (Gerard had had the genius idea to import ‘stroop’) we decided to play together, a term of chamber music. We hardly knew each other, but already during the first rehearsal it became clear that something special happened. Playing together felt so natural and we had so much fun that the semester was over before we knew it and we all knew we wanted to continue with it. That is how the Delta Piano Trio was born. Since then, we have put quite a few trio-kilometers on our odometer and are countless rehearsals, lessons, competitions, concerts, discussions, laughing and crying fits, kitchen disasters and flight hours further.

When you travel together, you learn a lot about each other. For instance, I found out that Irene used to have a guinea pig that was called Shostakovich, and Gerard would have loved to become a gardener. That Irene wishes she could make pancakes every single day, and Gerard can fall asleep within five minutes on literally any train, bus or plane. Our biggest fan, our loyal mascot and permanent travel companion is Shiya, Irene’s dog (even though one might say she has the size of a small lion). Shiya can sometimes be a funny animal. Haydn makes her unsettled, but she won’t even wake up when sleeping under the piano during the loudest passages of Shostakovich’ second piano trio. She loves traveling with us, guarding our suitcases and instruments and makes sure to keep the Delta herd together. She is, after all, a guard dog. When I look at it from a distance, we look a bit like a traveling circus.

Why we get on so well is still a miracle to me, because we hardly ever agree on anything. And when we do agree for once, we will disagree about that. Up or down bow? With or without repeat? Ritenuto or straight on? At what time do we rehearse? We bicker a lot like that. Sometimes I wonder how Gerard can still stand these two giggling girls. People regularly ask him this after concerts. He always answers with this tortured look on his face that it’s ok, really. Secretly – I think – he enjoys it.


We’re living in exciting times, with increasingly important concerts, longer tours and soon our first CD. Life becomes more serious, grown-up, and comes with greater responsibilities. But when we are on stage, I still feel just like I did in that first rehearsal: like the happiest pianist on earth. This is what I was quietly dreaming about back then at Schiphol, with the big suitcase.


The night starts to fall, I have to get back inside, carry on my internet-quest for an apartment for after the summer. Even though, when I look at our schedule for next year, maybe a caravan would come in more handy…

bottom of page